Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Als ook al de Joden, die in Moab, en onder de kinderen Ammons, en in Edom, en die in al die [25]landen waren, hoorden, dat de koning van Babel in Juda een overblijfsel [26]gelaten had; en dat hij Gedalia, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, over [27]hen gesteld had; 25. Dat is, in de omstreken daaromtrent gevlucht waren. 26. Of, gesteld, toegelaten. Hebreeuws eigenlijk gegeven. 27. De overgelatenen.